Afbeelding Rudolph Ongezouten

Het kookboek

In 2003 mocht ik voor ’t eerst een kookboek maken. Uitgeverij Kosmos had mij hiertoe uitgenodigd omdat zij van mening waren dat er na drie jaar Life & Cooking wellicht voldoende interesse zou zijn in een bundeling van mijn favoriete tv recepten. Vanaf dag 1 heb ik gezegd dat ik altijd mijn recepten zelf zou schrijven en ook alle gerechten wilde bereiden voor de foto’s. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar het zal je verbazen hoeveel kookboeken van bekende koks feitelijk gemaakt worden door speciale kookboeken -teams. Nu wil ik hier niet beweren dat dit perse slecht is. Integendeel, soms is het maar goed ook! Als je heel lekker kunt koken wil dat namelijk nog niet zeggen dat je een recept ook goed, en vooral duidelijk, kunt opschrijven. En het is al evenmin evident dat jouw gerechten net zo fotogeniek zijn als ze smaken. Een stilstaand plaatje komt heel anders over dan een gerecht dat je thuis of in een restaurant op tafel krijgt als je gaat eten. Het maken van een kook- of bakboek is een vak op zichzelf waarbij een aantal specialismen nodig zijn. Vrijwel alle mooie boeken zijn het resultaat van goed teamwork en iemand die het project overziet. Alleen wil ik als auteur wel altijd zelf de recepten en inleidende teksten geschreven hebben en alle gerechten gekookt of gebakken hebben die op de foto gaan. Natuurlijk is er iemand die mij helpt in de keuken, gelukkig wel! Tijdens een fotografie dag maken we tussen de 12 tot 16 receptfoto’s en met alle ingrediënten verzorgen, afwassen en de vloer dweilen meegerekend zijn dit behoorlijk lange dagen. Met de foodstylist bespreken we eerst elk gerecht waarna deze in overleg met de fotograaf een plan maakt voor de setting, het servies, de hoek van fotograferen en het licht. Maar een foto-kok (ja serieus, dit is een beroep!) komt er bij mij nooit aan te pas. Overigens ken ik een aantal van deze foto-koks die echt fantastisch werk afleveren! Stuk voor stuk ook hele leuke mensen dus daar ligt het niet aan. Als ik een kookboek koop verwacht ik, net als bij een muziekalbum, dat degene die met z’n foto of naam op de cover staat, met heel zijn of haar ziel en zaligheid ook de inhoud heeft gemaakt. Zélfs al zouden anderen dit beter kunnen…Daarom kijk ik in elk boek als eerste naar het colofon, voor of achterin het boek, om te zien wie het boek feitelijk gemaakt hebben. Er zijn namelijk ook mensen die op basis van hun bekendheid of populariteit een kook- of bakboek uitbrengen en daarbij volledig steunen op de hulp van zo’n superteam. Het colofon geeft meestal duidelijkheid al lees je die soms tussen de regels door…

Alle boeken die ik tot dusver heb mogen maken voelen als mijn kindjes. Het hele proces van uitdenken, overleggen, uitwerken, proef koken, foto’s maken, samenstellen, nakijken en corrigeren neemt gemiddeld zo’n negen maanden in beslag. Ik vind het altijd best een emotioneel proces waarin ik mijzelf volledig geef. Wanneer alles naar de drukker gaat voelt het als een opluchting maar ook alsof je je kind voor het eerst alleen naar school laat lopen. Met het hele team kijken we dan verwachtingsvol uit naar het eerste drukexemplaar. De geur van een nieuw boek vind ik bijna net zo lekker als die van vers gebakken brood! En toch, als ik eerlijk ben en in een boekhandel om mij heen kijk, vind ik dat er veel te veel kookboeken zijn…Voor elk wat wils zou je kunnen zeggen. Maar als ik dan weer eens binnenloop in een ramsj winkel waar kookboeken als een soort Chinese muur tot aan het plafond liggen opgestapeld voel ik mij toch medeschuldig. Daarom vraag ik mij bij elk nieuw boek af: zitten mensen wel echt te wachten op weer een boek? Wat voeg ik hiermee nog toe? De druk die ik mijzelf wil opleggen is dat het nooit zonde van het papier mag zijn.

Als het boek er dan eenmaal is zit het werk erop zou je misschien denken. Maar dan moet het nog gepromoot worden. Anders weet niemand dat het boek er is. Via de uitgeverij worden er interview afspraken gemaakt met journalisten die ik dan enthousiast mag vertellen wat mijn boek zo onmisbaar maakt in de keuken. En er worden signeer sessies ingepland bij druk bezochte boekhandels in het land. Ik vind het leuk om mensen te ontmoeten en te spreken die echt uit mijn boeken koken en bakken. Maar voordat het signeren kan beginnen voltrekt zich in de winkel dikwijls het volgende typische tafereel. De winkelmedewerkers hebben, zoals ze dat gewend zijn om te doen wanneer een auteur komt signeren, een mooi tafeltje met boeken en een stoel klaargezet. Blijkbaar vinden de meeste auteurs het prima, of zelfs heel normaal, om te gaan zitten achter een tafeltje. Voor mij begint er dan met de medewerker van de winkel een soort toneelstukje: “Dat ziet er gezellig uit, maar wilt u echt dat ik daar ga zitten? En de gasten dan?” Vervolgens ben ik duidelijk. Voor mijzelf vind ik het ongepast om te zitten wanneer mijn gasten moeten staan. Omgekeerd mag wel, gaat u lekker zitten! Mijn rol als kok, patissier, programmamaker, auteur, kortom mijn bestaansrecht als ambachtsman berust naast kennis vooral op dienstbaarheid. Daar hoort mijns inziens logischerwijs bij dat ik te allen tijde een dienstbare houding aanneem ten opzichte van mijn gasten of publiek, zonder uitzonderingen. Je begrijpt het: de stoel wordt in allerijl weggehaald en met een stapel boeken verhogen we het tafeltje tot stahoogte. Vervolgens sta ik niet achter maar langs de zijkant van het tafeltje zonder fysieke barrière tussen de bezoekers en mijzelf.

M’n handtekening mogen zetten is voor mij nooit een vanzelfsprekendheid. En alhoewel ik heus weet wat iemand met het boek in de hand van mij wil, vind ik toch dat ik daar zelf nooit van uit mag gaan. Dus wacht ik rustig af… Maar natuurlijk zal ik als gastheer het ijs breken: “Hallo, wat leuk dat jij er bent! Wat mag ik voor je doen? Want tja, misschien wil iemand gewoon even vragen of ik weet waar de boeken van Herman den Blijker liggen…

Sommige mensen komen met heel specifieke wensen, of zelfs al een precieze tekst. Toch maak ik er dan altijd mijn eigen woorden van. Onlangs stond er een aardige man voor mij die wilde dat ik in het Bakery Boek zou schrijven: “Voor mijn allerliefste schat, omdat jij zo van bakken houdt”.  Waarop ik zei: “uh… meneer het is toch uw schatje? Niet de mijne? Schrijft u gewoon die tekst er zélf bij, dat vindt uw schatje vast veel leuker…” Vervolgens zette ik er natuurlijk een aardige boodschap en groet in. Diezelfde middag kwam er een jonge vrouw in een felrode ruitjesjas enthousiast op mij aflopen. “Hoi Rudolph wil je deze ook tekenen? Ik heb namelijk al jouw boeken!” Waarop ik bedeesd antwoordde: “O wat leuk, ben jij dat die steeds al mijn boeken koopt?” Maar het kwartje viel niet. Ze had ook nog nooit van Urbanus gehoord…

( * In zijn theatervoorstelling uit 1985  ‘Urbanus in ’t echt’ vertelde de Vlaamse cabaretier  over zijn ontmoeting met een fan die tegen hem zei: “Ah… Urbanus! Ik heb thuis al uw platen” waarop Urbanus antwoordde: “O zei de gij da die altijd al mijn platen koopt…”)