Draadjesvlees (sucadelapjes)
Sucadelappen snijdt de slager uit de schouder van het rund. Doordat de schouder veel beweging heeft gehad bevat dit vlees veel spierweefsel. Dit geeft het vlees zijn typische smaak en structuur. Ouderwets gestoofde sucadelapjes maken is niet moeilijk, het heeft alleen een lange bereidingstijd nodig, en een beetje aandacht. Het grote voordeel van dit gerecht vind ik dat je ook meteen een geweldig lekkere jus hebt voor over de aardappels. De klassieke combinatie is natuurlijk met rodekool, maar ik vind spruitjes of sperziebonen er ook heerlijk bij.
Ingrediënten
4 sucadelapjes van elk 180 g
Zout en peper
2 el bloem
1 tl paprikapoeder
25 ml zonnebloemolie
25 g boter
2 teentjes knoflook
1 ui
100 g winterpeen
100 g knolselderij
1 klein blikje tomatenpuree van 70 g
2 laurierblaadjes
6 jeneverbessen
4 kruidnagels
½ fles rode wijn
300 ml water
2 el worcestershire sauce
1 el bruine basterdsuiker
1 el maïzena
Bereiding
Voorbereiden
Haal het vlees een uur voor het aanbraden al uit de koelkast zodat het op temperatuur kan komen. Pel de ui en knoflook en snijd ze in niet te kleine stukjes. Schil en was de knolselderij en snijd deze net als de wortel in stukjes. Plet met de platte kant van een mes of de onderkant van een potje de jeneverbessen zodat er meer smaak uit kan komen.
Bereiding
Kruid het vlees met zout en peper. Meng op een bordje het paprikapoeder met de bloem en wentel het vlees aan beide kanten door de bloem.
Verhit de olie en boter in een braadpan met dikke bodem en bak de sucadelapjes even kort om en om aan zodat ze een mooie bruine kleur hebben. Neem het vlees uit de pan en leg het even op een bordje. Bak nu de ui, knoflook, wortel en knolselderij even kort aan in het overgebleven bakvet. Voeg de tomatenpuree toe en laat dit rustig roerend en omscheppend 1 minuutje meebakken.
Voeg de kruiden toe en giet de wijn, het water en worcestershire erbij. Leg het vlees nu weer terug in de pan en breng het geheel tegen de kook. Zet het vuur nu zo laag dat de vloeistof nog net heel zachtjes pruttelt. Zet het deksel op de pan en laat het tenminste 3 uur zachtjes garen. Je kunt nu de pan eventueel ook in de oven zetten op een temperatuur rond de 90 graden, boven en onderwarmte. Dit laatste heeft mijn voorkeur!
In de wintermaanden maak ik dit soms al ‘s ochtends vroeg klaar en zet vervolgens de pan de hele dag in de oven, terwijl ik aan het werk ben. Aan het einde van de dag is het vlees dan super mals en gaar geworden en valt zelfs uit elkaar als je het oppakt. Dus als tijdsindicatie kun je 3 uur als minimumtijd aanhouden, dan is het vlees heerlijk mals en sappig maar heeft dan nog wel enige stevigheid. Een langere gaartijd kan dus best mits je de temperatuur niet te hoog zet en je het lekker vindt als het vlees wat meer uit elkaar valt.
Schep het vlees voorzichtig uit de pan en houd het even warm op een schaal onder aluminiumfolie of in de oven. Giet de heerlijke jus door een zeef in een schone pan en breng opnieuw aan de kook. Wat achterblijft in de zeef mag weg. Proef de jus en breng eventueel op smaak met eventueel zout en peper. Ik voeg nu altijd een beetje bruine basterdsuiker toe om de smaak iets ‘ronder’ te maken. Roer maïzena aan met een scheutje koud water en giet dit al roerend bij de jus. Hiermee krijgt de jus net iets meer binding waardoor hij lekkerder op de tong ligt en daardoor beter om het vlees blijft hangen. Ook wordt dankzij een beetje maïzena de glans van de jus veel mooier.
Serveer de sucadelapjes weer in de jus of geef de jus er apart bij.